Kleinschalige voorzieningen justitiële jeugd

Ondanks het strafrechtelijke kader van de jeugddetentie, is het mogelijk voor jongeren om zich te blijven ontwikkelen. Vanuit de noodzaak en de wens om de vrijheidsbeneming van justitiële jongeren met meer maatwerk in te richten, , werd tussen 2015 en 2020 vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid de Verkenning Invulling Vrijheidsbeneming Justitiële Jeugd (VIV JJ) uitgevoerd. Binnen VIV JJ zijn drie proeftuinen Screening en Diagnostiek (S&D; in Breda, Rotterdam en Groningen) en drie proeftuinen Kleinschalige Voorzieningen (KVJJ; in Amsterdam, Groningen en Nijmegen) opgezet. De proeftuinen S&D richtten zich op een efficiënt en effectief proces van screening, diagnostiek en plaatsing. De proeftuinen KVJJ boden een alternatieve vorm van vrijheidsbeneming die vooral afhankelijk is van rationele beveiliging in plaats van drastische fysieke beveiliging. Tussen eind 2016 en 2020 is de Academische Werkplaats Risicojeugd (AWRJ) intensief betrokken geweest bij de evaluatie en ontwikkeling van deze proeftuinen.

Het project

De rol van de AWRJ was het monitoren van zowel de doelgroep en de werkprocessen, als de ontwikkeling van de KVJJ’s met een geïntegreerd traject van S&D. Dit gebeurde niet alleen door rapportages en dossiers door te spitten, maar ook door actief het gesprek aan te gaan met zowel jongeren en ouders, als professionals in de strafrechtketen. Op deze manier werden kwalitatieve en kwantitatieve gegevens verzameld om een compleet beeld van S&D, en de KV en haar plek in de strafrechtketen te vormen. Het uitgangspunt van S&D was om de jongere met maatwerk op de juiste plek te krijgen passend bij de beveiligingsnoodzaak en zorgbehoeften. Hiervoor werd een integraal plan opgesteld waarbij individueel maatwerk centraal stond dat verder reikte dan het justitiële kader. Bij het opstellen van dit plan dienden alle, voor de jongere relevante, partijen aan te sluiten. Bovendien dienden de jongere en het systeem nadrukkelijk te worden betrokken bij het opstellen en actualiseren van dit plan. De KVJJ proeftuinen waren voor jongeren die een ander beveiligingsniveau nodig hebben dan dat van een JJI. Zo zijn er geen muren of hoge hekken, maar zijn er lichtere maatregelen (slot op de deur, beveiliger aanwezig, urine controles en fouillering). De KVJJ is vooral afhankelijk van relationele beveiliging. De KVJJ richt zich op een zo lokaal mogelijke en kleinschalige opvang, met variatie in zorg en mate van beveiliging. Continuïteit van de gezonde en beschermende elementen in het leefsysteem van een jongere (zoals school, hobby’s of hulpverlening) en integraliteit in de hulpverlening en ketensamenwerking waren essentiële uitgangspunten, evenals het betrekken van de jongeren en hun systeem bij het traject

De evaluatie bestond uit actieonderzoek. Zo werden inzichten uit het onderzoek naar de KV voortdurend teruggekoppeld naar praktijk en beleid, terwijl nieuwe ontwikkelingen werden meegenomen in het onderzoek. Middels begeleidingscommissies en rapporten werden de inzichten teruggekoppeld naar praktijk en beleid. Zowel de KVJJ en ketenpartners (zoals de raad voor de kinderbescherming of reclassering), als het Ministerie van Justitie van Veiligheid konden de ontwikkelpunten en inzichten uit het onderzoek gebruiken in de verdere ontwikkeling van de werkwijze en het beleid van de KV. Op deze manier bracht de AWRJ de praktijk en wetenschap samen in een continue feedbackloop waarin alle partijen deelnemen. De uitkomsten van het onderzoek werden zo direct toegepast in de praktijk en beleid.

De resultaten

Met de KV is een alternatieve vorm van vrijheidsbeneming ontwikkeld waardoor beveiliging en zorg flexibeler en meer op maat kunnen worden ingezet. De doelen van verblijf in de KV worden behaald: het lukt om dagbesteding, hulpverlening en contact met ouders te behouden en stimuleren gedurende de periode van vrijheidsbeneming en daarna. Gedurende de looptijd van de proeftuinen is een goed beeld ontstaan van hoe relationele beveiliging in de praktijk vorm krijgt. Het lukt om met relationele beveiliging als basis een veilig en open leefklimaat in de KV te realiseren. De jongere wordt benaderd vanuit een open, alerte en respectvolle houding. Hiermee ontstaat een vertrouwensrelatie tussen jongere en medewerker, van waaruit gezamenlijk gewerkt wordt aan de doelen die de jongere heeft en de jongere krijgt de ruimte om te ‘leren met vallen en opstaan’. Doordat de jongere het vertrouwen krijgt en de autonomie gestimuleerd wordt, voelt de jongere zich verantwoordelijk voor het eigen traject en is gemotiveerd die verantwoordelijkheid te nemen. In de KV is geen groepsgerichte aanpak. Elke jongere heeft een integraal individueel plan en het traject is volledig naar buiten gericht op de periode na verblijf. Jongeren zijn hierdoor met name op zichzelf gericht en er lijkt minder negatieve beïnvloeding binnen de groep te ontstaan en minder een wij-zij dynamiek tussen de jongeren en professionals. Bij alle betrokkenen, zowel professionals als de jongeren zelf en hun ouders/verzorgers, is breed draagvlak ontstaan voor de werkwijze.

Op basis van de resultaten van de proeftuinen bood op 28 juni 2019 de Minister voor Rechtsbescherming de brief ‘Aanpak Jeugdcriminaliteit’ aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Hierin stond het besluit beschreven om het stelsel voor de vrijheidsbeneming van justitiële jongeren te hervormen en de KVJJ landelijk uit te rollen. Dit betekent dat de KV Amsterdam definitief zal blijven en verspreid over het land er nog vier KVJJ bijkomen. De JJI’s zullen zich de komende jaren door ontwikkelen tot Forensische Centra Jeugd (FCJ) gericht op jongeren met een specifiek profiel en/of meervoudige problematiek, die intensieve zorg en een hogere mate van (fysieke) beveiliging nodig hebben. De verkenning VIV JJI wordt hiermee voortgezet binnen de hervorming Vrijheidsbeneming Op Maat (VOM).